Plan voor zelfrijdende taxi in Amsterdam struikelt over kosten

In Amsterdam ontstond het plan een experiment te doen met het vervoer van gehandicapte mensen in een zelfrijdend voertuig. Bij alle betrokkenen was er enthousiasme en draagvlak. Technisch leek alles haalbaar, maar toch kwam het plan niet verder dan de tekentafel. De investeringskosten bleken een te groot struikelblok te zijn. Desondanks kan er van het project worden geleerd.

Een verslag van het project is opgetekend door drie auteurs. Arthur Scheltes is adviseur bij Goudappel Coffeng, Marc van Gemert was als vader één van de initiatiefnemers van het project en Yolanda van Doeveren was tot voor kort programmamanager doelgroepenvervoer bij de gemeente Amsterdam. In die functie is zij overigens opgevolgd door Van Gemert. Onderstaand een samenvatting van hun verslag.

De bewoners van woon- en logeerhuis De Marius Meijboom zijn ernstig meervoudig gehandicapt. De zorgbehoefte verschilt van persoon tot persoon. Het vervoer van het woonhuis naar het centrum voor dagbehandeling en dagbesteding verloopt op traditionele wijze. In de ochtend en middag worden de bewoners op een vaste tijd opgehaald. De zorgbehoefte van de cliënten komt vaak niet overeen met de strikte tijdschema’s in het vervoer. En geld om de hele dag een rolstoelbus met chauffeur beschikbaar te houden, is er uiteraard niet.

Draagvlak en interesse

Daarom ontstaat het idee voor een flexibel vervoersalternatief. Een zelfrijdend voertuig dat geschikt is voor rolstoelvervoer. Er hoeft dan niet te worden gewacht op een chauffeur; begeleiders kunnen op elk gewenst moment met hun cliënten instappen en vervoerd worden. De betrokken partijen gaan met elkaar om tafel en blijken enthousiast over het idee. Er is draagvlak en interesse bij ouders, zorginstelling, wijkbewoners, de gemeente, de Rijksdienst voor het Wegverkeer en de relevante ministeries. Het project biedt ook de kans om praktijkkennis op te doen over zelfrijdende voertuigen in een stedelijke omgeving.

Er wordt ook nagedacht over de mogelijke gevolgen van zelfrijdende voertuigen in het doelgroepenvervoer. Als er minder of geen chauffeurs meer nodig zijn, neemt de werkgelegenheid af. Maar zij kunnen ook weer op een andere manier worden ingezet, want begeleiding van deze doelgroep blijft nodig. Wie niet meer op de weg kan letten, kan zijn aandacht volledig op de cliënten vestigen. Op die manier neemt voor de doelgroep de kwaliteit van het vervoer toe.

Wie gaat dat betalen?

Een verkenning wijst uit dat de plannen technisch haalbaar zijn. Ook het vinden van marktpartijen om het project te realiseren blijkt veel minder lastig dan gedacht. Maar er is wel een kwestie die moet worden opgelost: de kosten. De exploitatie kan redelijk goed gedekt worden met de bestaande vervoersbudgetten. Maar er is ook een investering van 3 miljoen euro in het zelfrijdende systeem nodig. Wie gaat dat betalen? En is die investering ook terug te verdienen?

Uiteindelijk blijkt dat er geen kloppende business case kan worden bedacht. De marktpartijen die het project kunnen realiseren, zijn niet bereid te investeren in de ontwikkeling van voertuigen of deze gratis ter beschikking te stellen. Voor fabrikanten is er geen direct zicht op bredere inzet van voertuigen die voor dit project moeten worden ontwikkeld. En daarom strandt het project, dat volgens de bedenkers wel potentie had. Het betrof immers een breed gedragen technologische ontwikkeling met maatschappelijke impact. Ook had het experiment zijn imago en boodschap mee.

Wensdenken

Uiteindelijk zijn er acht redenen voor het stranden van het project. Die redenen zijn divers en versterken elkaar. Zo was het een spontaan experiment vanuit de samenleving dat breed werd gedragen. Maar in overheidsplannen was er geen rekening mee gehouden. Geld was er alleen vanuit het innovatieprogramma doelgroepenvervoer van de gemeente, en dat is aan de haalbaarheidsstudie besteed. En door het draagvlak is ook een soort van wensdenken ontstaan: iedereen wil dit, dus financieel komt het ook wel goed.

Ook andere factoren speelden mee. Uiteindelijk voelde niemand zich voldoende eigenaar van het project om het volledig op zich te nemen. En draagvlak neemt niet weg dat er bij zoiets nieuws ook de nodige scepsis bestaat. Bestaande zelfrijdende systemen zijn vooral gericht op mensen zonder mobiliteitsbeperking, dus er moest wel een nieuwe systeem worden bedacht – met alle kosten en uitdagingen die daar bij horen. En ook andere aspecten hebben ervoor gezorgd dat het project niet van de grond kwam.

Niet doen wat je altijd deed

Wellicht is er ook wel een simpelere en goedkopere oplossing te bedenken voor het probleem in kwestie, zo erkennen de schrijvers van het verslag. Anderzijds: je moet ook iets durven proberen, anders kom je er nooit achter wat de mogelijkheden en beperkingen zijn. Een “disruptieve innovatie” als deze botst met de bestaande systemen bij overheid, zorg en markt, maar daarmee zijn ze niet onmogelijk te realiseren.

De auteurs bevelen dan ook aan: “Niet doen wat je altijd deed, maar het anders, beter en slimmer doen.” Dat komt volgens hen onder meer neer op vooruitdenken en een goede omgeving creëren waarin alle ruimte is voor innovatie. Een eventuele mislukking moet eigenlijk vooraf al afgedekt worden, zodat het achteraf geen onderwerp wordt van discussie op bestuurlijk of politiek niveau. En eigenlijk moet er ook op een andere manier worden gekeken naar business cases, met meer oog voor kwaliteit en niet enkel voor kwantiteit.

Het volledige artikel van Scheltes, Van Gemert en Van Doeveren kan hier worden gelezen.

Auteur: Vincent Krabbendam

Vincent Krabbendam is redacteur van Zelfrijdend Vervoer, TaxiPro en het tijdschrift Nederlands Vervoer.

Reageer ook

Nog maximaal tekens

Log in via een van de volgende social media partners om je reactie achter te laten.